We hebben er lang naar uitgekeken. We hebben er tot het laatste moment een hard hoofd in, maar dan zijn we eindelijk onder zeil. Letterlijk! We zeilen vol goede moed het Molengat west van Texel uit. Noord van Texel wordt het opkruisen. We willen naar de Oostzee. Dat lukt uiteraard niet zonder hindernissen.
Volhouden! Doorgaan! Enige goede advies voor de Duitse Bocht.

Wind tegen en stroom mee betekent een tijzee. De golven zijn stevig en rommelig. Het signaal voor mijn zeeziektemonster om op te duiken. In voor mijn doen milde mate, maar toch. Ik houd uitkijk als Henk na elke overstag even wat rust pakt. Langer dan drie kwartier kan dat meestal niet. Zo breed is de strook water tussen de vaarsnelweg en de eilanden niet. Na de zoveelste overstag zeg ik voorzichtig dat ik dit niet ga volhouden tot de Elbe. Ik wil graag een 'aftelpunt' dichterbij. We besluiten voor Borkum te gaan.

Na ruim twaalf uur kruisen, gooien we de handdoek in de ring. We zijn doodmoe. We rollen de genua in, starten de motor en Henk gaat een paar uur echt slapen. Daarna duik ik de loodskooi in. Wanneer ik weer opsta voel ik me een stuk beter. Toch gaan we naar Borkum. Markiezin heeft wat TLC nodig na al het gebonk op de golven, en wij kunnen wel wat extra slaap gebruiken na de afgelopen tropenjaren.

In Borkum vermaken we ons prima terwijl wind en regen overkomen. Toeristentreintje naar de stad, vuurtoren beklimmen, en tijdens de zonnige uren slenteren over de boulevard. We houden de weersverwachting nauwlettend in de gaten. De keuze is simpel: we moeten gaan motoren. Wachten op goede wind is in de Duitse bocht niet handig. Er komt een windstilte van zo'n vierentwintig uur. Die benutten we. Op een zondagmorgen on vijf uur gooien we los. De eerste uren hebben we nog wat wind tegen. Deze keer heb ik een antizeeziektepleister geplakt. We draaien ieder onze wachten zonder problemen. We eten zelfs met smaak van de vooraf gekookte maaltijd.

Wanneer we de Elbe opdraaien, rekent Henk uit wat de ideale snelheid is om niet te vroeg of te laat bij de sluis van Brünsbuttel te komen. De Elbe stroomt flink en de stroom is in eerste instantie tegen. Daardoor is de snelheid van de Markiezin slechts anderhalve knoop over de grond (dat is ongeveer drie kilometer per uur). We worden meermaals ingehaald door zeiljachten met haast. Waarschijnlijk gaan ze niet door naar het Kielerkanaal. Daar mag je niet varen gedurende de donkere uren van de nacht. Op dat moment is dat van elf uur 's avonds tot half vier 's nachts. Wij zijn om kwart over drie bij de sluis en kunnen vrij snel invaren. In het donker bewijst de elektronische navigatie op het tablet zijn diensten. De ingang zit ergens anders dan we met het blote oog kunnen zien!

Om kwart voor vier varen we het Kielerkanaal op. Officieel heet dit kanaal het Noord-Oostzeekanaal. Dit voor het geval je het op wilt zoeken...
Zo vroeg zijn de mooiste uren. Geen andere vaart, vogeltjes die beginnen te fluiten, zwanenfamilies die rustig drijven. Prachtig! Alleen de miezer is een beetje jammer. Dat hadden we zes jaar geleden ook op dit kanaal.

We tuffen rustig door naar Rendsburg. Deze plaats ligt op ongeveer zesenzestig kilometer (het kanaal is honderd kilometer). We meren er halverwege de ochtend af. Een perfecte tijd omdat dan de meeste boten alweer verder gevaren zijn en er dus voldoende plaatsen vrij zijn. We blijven een paar dagen. Op zaterdag varen we door naar de sluis van Holtenau om daarna de Oostzee op te varen. Nou ja, strikt genomen heet het dan de Kielerfjord.

Het blijkt die zaterdag 'zwarte zaterdag' te zijn. We wachten uiteindelijk meer dan zes uur, maar dat wordt een apart verhaal. Na de sluis gaan we naar Kiel in plaats van Laboe. Om ook nog te moeten zoeken naar een plekje in een volle jachthaven wordt te veel. In de Kielerjachthaven Düsternbrook zijn we eerder geweest en kennen we de weg. We meren af en halen opgelucht adem: we zijn op de Oostzee!